Toespraak bij benoeming tot ‘Dichter fan Fryslân’

(Nov. 2017) IN HET MAKEN BEN IK MIJN WOORDEN –

Geachte gedeputeerde, jury en beste Balksters, in het bijzonder Eppie Dam, de Gysbert Japicx-prijswinnaar van dit jaar, die met de schaduw van Herman Gorter in zijn rug deze stad met een berg poëzievaandels heeft opgetuigd.

Op zich een goede zaak, want het is de poëzie die naar buiten toe wil, een madam die gezien en gehoord wil worden. Zij flaneert, fluit en spreekt, draait haar kleine revoluties af, geeft geluid en een stem aan oorlog, geweld en dood en zit diep op en onder mijn en jouw huid. Zij is ongenadig, maar wel ongenadig mooi.

Poëzie is zonder normen, zoals Hugo Claus ooit zei.

1.

Ik zie mijzelf hier staan in de voetsporen van mijn vader. Hij was een verteller. Hij werd dikwijls gevraagd om hier en daar het woord te voeren: ‘Mijnheer Hettinga, kunt u vanavond ook even komen speechen, want de voorzitter van het dorpsbelang is er niet.’

Na het werk noteerde hij enkele steekwoorden, sprintte op zijn fiets naar het dorpshuis – de geur van kuilgras, hooi en paarden nog in zijn kleren – en sprak, zonder omhaal, een hele avond vol.

Daar deed hij zijn stinkende best voor. Dat moest ook wel met al die geuren van melk en hooi in zijn kleren. Er werd zoveel gepraat en zo hard gelachen dat men het vijf kilometer verderop in Bolsward nog kon horen.

Het was het plezier van het improviseren, het plezier in de taal. Het Fries was vanzelfsprekend, zoals dat – even een sprong in de tijd – vandaag de dag ook vanzelfsprekend zou moeten zijn.

2.

Ik kom uit een talige familie. Die taligheid was er niet alleen bij mijn broer Tsjêbbe – zijn bundels Fan oer see en fierder en Equinox zijn klassieke en blijvende monumenten in de Friese literatuur – maar evengoed bij mijn zuster en mijn andere broer Arjen, die sneller kon schrijven dan God en de hele rest bij elkaar.

3.

Poëzie wil naar de mensen toe, de grenzen voorbij. Uitwisseling met andere culturen is noodzakelijk. Het schept lucht, maar doet vooral recht aan de werkelijkheid van de twee- en meertalige cultuur in dit land.

Naast die werkelijkheid is er een tweetalig literair systeem, met tal van schrijvers en dichters die zowel hier als aan de andere kant van de Dijk succesvol zijn.

Wat dat betreft is het jammer dat er voor volgend jaar geen Friestalige schrijver/schrijfster is gevraagd om het Boekenweekgeschenk te schrijven en dat meteen ook in twee talen te presenteren, samen met het in het Fries vertaalde Nederlandse Boekenweekgeschenk van Griet Op de Beeck.

4.

Er zijn (dus) tal van mogelijkheden om de Friese literatuur op andere plekken te laten zien en horen dan in de gebruikelijke literaire tijdschriften en daarmee een groter publiek te trekken.

De integratie van poëzie met andere disciplines, van beeldende kunst, muziek en film tot en met theater, is er een van.

Zelf heb ik in samenwerking met videokunstenaar Lotte Middendorp poëziefilms gemaakt, die te zien waren in Museum Belvédère, in het Fries Museum en op de Frankfurter Buchmesse.

Met beeldend kunstenaar Machteld van Buren werk ik op dit moment aan een grote poëzie installatie: een uit negen doeken bestaande transportband, waar ik met de hand mijn woorden in schrijf.

Medio januari wordt het geheel gepresenteerd, samen met het eerste, in drie talen vertaalde gedicht van de Dichter van Friesland.

5.

Er komt een belangrijk jaar aan: 2018, met een groot aantal projecten, en met een even grote allure als maatschappelijke relevantie.

Ik noem, zo voor de vuist weg, Under de toer van Bouke Oldenhof, Feel the night van Nynke Rixt Jukema, Lân fan Taal, het Oranjewoudfestival, Tryater met voorstellingen zoals Karawana, en het burgerinitiatief Kening fan de Greide van Klaas Sietse Spoelstra en Theunis Piersma c.s.

Ook hierin kan dit gewest zich tonen aan Europa, zonder in de calimeropositie te kruipen.

Wat betreft Kening fan de Greide is er kans om Friesland te laten zien als koploper op het gebied van biologische, kleinschalige landbouw en natuurbeheer.

‘Dat zou’, om schrijver en historicus Pieter Breuker te citeren, ‘meteen ook een van de beste illustraties zijn van een idee over Friese cultuur: bewaar het bijzondere, pas er goed op en bescherm het, maar doe dat tegelijk in combinaties met het andere en het nieuwe.’

6.

Hier is al een paar keer naar voren gebracht,  het plezier van het maken, het plezier van de tekst. Voor mij betekent dat: in het maken ben ik mijn woorden.

Dat plezier wil ik er ook in houden als Dichter van Friesland, zelfstandig en onafhankelijk, zoekend en experimenterend, op een manier zoals ik dat geschetst heb bij het vervlechten van verschillende disciplines.

Onafhankelijkheid betekent in deze dat ik niemands slippendrager ben, niet van de politiek noch van welke ideologie dan ook.

7.

Ik dank hier alle aanwezigen, in het bijzonder schrijfster en partner Elske Schotanus, die mij heeft aangespoord om mij toch kandidaat te stellen voor het Dichterschap van Friesland.

Leve de poëzie, leve de taal, leve ook het Fries.

 

.

Eeltsje Hettinga, 24 nov. 2017

 

(ets van Elske Schotanus, droge naald)