‘Te peerde, erop af!’ Toespraak Steven de Winter | bloemlezing Te pearde – Te peerde

Vorige maand werd in café De Freonskip in Blauwhuis de bloemlezing ‘Te pearde – Te peerde’ gepresenteerd, samengesteld door en voorzien van een inleidend essay door Elske Schotanus. Naast voordrachten van Syds Wiersma en Elske Schotanus was er onderstaande toespraak van publicist en documentairemaker Steven de Winter:

Omslagtekening Elske Schotanus

“Eins wol ik jimme graach yn it Frysk tasprekke. Mar ik moat dêr hoeden mei syn. Ik ha, dat is wier, in Afuk-diploma helle doe’t ik hjir te wenjen kaam. It foardiel is dat ik it Frysk goed ferstean, dat ik Fryske literatuer yn it Frysk lês. En Fryske poëzy. It neidiel is dat, as ik Frysk praat, de Friezen my net ferstean of ûnder de tafel lizze fan it leitsje fanwege myn aparte aksint. Fansels syn taal kultuer en identiteit mei elkoar ferbûn. Mar taal is benamen in metoade om mei elkoar te kommunisearje, elkoar te ferstean, te begripe. Ik fiel my, earlik sein, no as de Frânske presidint Macron dy Nederlânsk praat. Dêrom, lef as ik bin, gean ik foar de wissichheid dochs mar fierder yn it Nederlânsk.

Mi have a droom.
wullah, poetry poet, let mi takki you 1 ding: di trobbi hier is dit ben van me eigen now 66 jari & skerieus ben geen racist, aber alle josD op een stokki, uptodate, wats deze shit?

Ja, dat is ook Nederlands, meer precies: Rotterdams, zoals het wordt gesproken in 2059. Volgens Ramsey Nasr. Taal verandert steeds. Ik heb jarenlang in Franssprekende landen gewoond, gewerkt en gereisd. Toen al, in de tweede helft van de vorige eeuw, heerste daar grote zorg over het ‘Franglais’, de infiltratie van Engelse woorden in het Frans. De Académie Française besloot dat “computer” in het Frans niet “computeur”, maar “ordinateur” moest heten. En daar houdt iedereen zich braaf aan. Maar tegelijk hebben de Fransen het over “le pc”, waar pc natuurlijk gewoon de afkorting is van het Engelse “Personal Computer”. Het is hier niet anders. Sterker nog, het wordt steeds erger. Ik doe daar veel empirisch onderzoek naar, door, als ik in een drukke winkelstraat of op de markt loop, gespreksflarden van passanten op te vangen. Ik vind het heerlijk om daar dan een begin en een vervolg bij te fantaseren, waar zouden ze het met elkaar over hebben?

“dat is geen rocket-science”
“Oh, what ennoying”
“That’s awesome”
“Ik was helemaal flabbergasted”
“Heerlijk chillen”
“Oh my god”
“Ik ben nu echt in trouble”
“Die zet ik op mijn bucket-list”
“Weet je, I love it!”
“Dat is een guilty pleasure van mij”
” De buzz gaat al rond”
“Shocking hoor”
”
“een no-brainer wat mij betreft”
” do’s and don’ts”
“out of the box”
And so on”

Goffe Jensma, emeritus hoogleraar Friese taal- en letterkunde aan de Rijksuniversiteit Groningen, stelt, in zijn recent verschenen zeer lezenswaardige bundel “Exit FrysIân”, dat vroeger het Fries als talig kapitaal van Friesland werd beschouwd, terwijl tegenwoordig meertaligheid wordt gezien als het kapitaal van de individuele Fries. Jensma vraagt zich af of die nieuwe nadruk op meertaligheid en op meervoudige identiteitsvorming uiteindelijk gunstig is voor het Fries, of dat ze eerder een stap is naar een volledig Nederlands- of misschien zelfs Engelstalige samenleving? Vallen onder de druk van digitalisering en globalisering de Friese cultuur en het Fries überhaupt nog te redden?”

Het is goed om bij deze belangrijke vraag van Jensma stil te staan, juist nu wij hier vandaag het Fries vieren.

Terwijl de dichter de taal verrijkt, vernieuwt, verbetert, verdraait, verstilt, verhardt, vervloekt, verbloemt, vermengt, verlustigt, verwart, verheerlijkt, verdampt, verfrist…. blijven er toch altijd weer mensen die zich vastklampen aan het idee dat vroeger alles beter was. Ook hier in Friesland zijn er nationalisten die, verblind door nostalgische hunkering, oprecht menen dat Poetin, in zijn streven naar hereniging van het voormalig Russisch imperium, de redding is voor de Friese taal en cultuur.

Toen ik hier kwam wonen, heb ik, in 2006, voor Omrop Fryslân een filmserie van 10 delen gemaakt over de inboargering fan in hollander yn Fryslân, die ik de titel “Nader tot Friesland” / “Neier oant fryslân” wilde geven maar de Omrop verkoos de, naar mijn mening, discriminerende titel “Ymport”, import met een Y. Eén aflevering bracht mij naar de Fryske Akademy. Daar liet de Friese dichter/schrijver Piter Boersma mij het mooiste en meest bijzondere zien dat ik qua taal ooit ben tegengekomen: een hoge en brede kast met allemaal laadjes. En in die laadjes zaten alle Friese woorden! Een taal opgeborgen in een ladenkast! Ik vind het geniaal. Ik heb gisteren nog even met de Fryske Akademy gebeld: die ladenkast staat er nog steeds, maar nu in de erfgoed kamer. Er zijn helaas sindsdien geen nieuwe woordjes meer in een la gestopt. Nog steeds loop ik met het plan rond om een toneelstuk voor kinderen te maken over een uit zo’n laadje gestolen Fries woord en omdat het woordje er dan niet meer is, bestaat het dus ook niet meer. Hoe vind je het dan terug? Daar ligt een sleutelrol voor de dichter, voor een schepper van taal.

Taal moet léven! Taal lééft. Daaraan herken je de dichter-die-ertoe-doet. Zoals Eeltsje.

Eeltsje ken ik inmiddels bijna 14 jaar.
 Het was vrijdagavond 26 juni 2009, Midsimmerjûn van de Gerben Rypma Stifting op Sânfurd. Daar lazen Aggie van der Meer, Tsead Bruinja en Eeltsje Hettinga voor uit eigen werk en speelde het zigeunerorkest Zingari. Een prachtige, onvergetelijke zomeravond. Sicco Rypma opende het evenement en tot mijn stomme verbazing noemde hij daarbij mijn naam, met de vermelding dat ik recentelijk was afgestudeerd op het gedicht ‘Nacht oer Greonterp” van Eeltsje Hettinga. Afgestudeerd is wel een heel groot woord. Maar, inderdaad had ik dat gedicht gekozen voor mijn examen bij de Afûk, waarvoor ik ben geslaagd, vooral dankzij de bijlessen van Elly Attema, met wie ik het gedicht in het Nederlands had vertaald. Daar hebben Eeltsje en ik die avond een paar glazen op gedronken en een vriendschap was geboren.

De eerste keer dat Eeltsje op ús pleats in Greonterp kwam waren de Yslânske hynders van Liesbeth (mijn vrouw) uitgebroken. Eeltsje ving ze op met een jaloersmakend gemak. Paarden en Hettinga.

De vuistdikke bundel met alle gedichten van Tsjêbbe Hettinga kreeg als titel: “It faderpaard”. De bloemlezing van Eeltsjes gedichten heeft de titel “Te pearde”.
Kijk, het paard verbindt de gedichten van de Hettinga”s.
 It faderpaard van Tsjêbbe is een gitzwart gedicht. Over de dood. Of eigenlijk over na de dood: “Moarn sil it foar ivich maitiid wêze”.

Hoewel ik van de bloemlezing van Eeltsje alleen maar weet dat “Nacht oer Greonterp” er niet in staat en ik verder geen idee heb welke gedichten Elske heeft uitgekozen, suggereert de titel”Te pearde” meer optimisme. Te paard, kom op, we gaan. Citeert Eeltsje hier uit Karel ende elegast? “Nu sit weder op u ors”, “Stijg weer op uw paard”, zegt Elegast tegen Eggeric als hij uit het zadel is gestoken. Het spreekwoord luidt niet voor niets: “Man en paard noemen”. Man en paard. “A horse, a horse! My kingdom for a horse!” smeekt koning Richard III als hij op het slagveld zijn paard heeft verloren. Alles voor een paard, want zonder paard is de koning kansloos. Wat ook bleek, want het waren Richards laatste woorden. Volgens Shakespeare.

Qua paarden gaat de dichter Rutger Kopland nog het verst in zijn gedicht “Zelfportret als paard” dat begint met de regel: ” Toen ik nog een paard was in een weiland”.

Te peerde, erop af! Dat is wat Eeltsje doet. Erop af! Als dichter. Als schrijver. In de literatuur. In de politek. Stof tot lange gesprekken tussen ons. Daar houd ik van. En voor zover ik weet is Eeltsje Hettinga de enige Friese dichter bij wie onze gedeputeerde voor cultuur, Sietske Poepjes, in bed is gekropen.

Dankuwel.”

De Freonskip, Blauhús, 14 april 2023