Sjoerd de Vries – ‘Altijd hetzelfde willen zeggen, maar altijd anders en duidelijker.’
By it opromjen fan myn boekekasten en alderhande sjoernalistike paperassen kaam ik by de katalogy en neislachwurken oer byldzjende keunst ûnder mear ûndersteand fraachpetear mei skilder Sjoerd de Vries tsjin, makke begjin 1993, in petear dat ik, ek mei it each op de by syn wurk skreaune poëzy, hjir noch in kear ȏfprintsje, ek al moast ik it stik sels yn syn hiele hear en fear oertikje, want de skiif dêr’t it artikel op stie, wie, o tand des tijds, folslein kadúk.
Zijn landschappen en portretten zijn onthullende en onthutsende spiegels van liefde en hartstocht, lijden en pijn. Zijn koppen dragen vaak de blik van een verwrongen en gewonde ziel. In het portret Djur is de schilder het beeld letterlijk te lijf gegaan, de onderliggende materiaallagen zijn bewerkt met de stopnaald van zijn moeder. Het werk van Sjoerd de Vries (1941) is een genadeloos demasqué van de dubbelheid van de wereld. De Vries: ‘Kunst wil onthulling zijn, dat is de zucht van de geest.’ Het gaat hem bij zijn conterfeitsels niet om een exacte gelijkenis maar om een lyrisch expressionistische verbeelding van de persoon. En hij doet met een meedogenloos instinct.
Universeel
Eenmaal aan de beterende hand slaat hij aan het tekenen, iets wat hij lange tijd niet meer had gedaan. In een reeks zelfportretten en in de serie De verpleegster treedt een mens naar voren, verlaten tot op het bot van zijn bestaan, een wezen dat in zijn ontreddering maar één verlangen lijkt te kennen: de deernis van de ander. De kracht van dit werk is dat het niet blijft steken in particularisme, maar daar juist bovenuit stijgt door zijn indrukwekkende expressie. Dat geeft ook aan veel ander werk van De Vries een universeel karakter. Feitelijk schildert De Vries niet, maar bewerkt hij. Op een ondergrond van gelaagd en geperst karton of oude, dikke boekenkaften snijdt en kerft hij zich als een houthakker een weg naar het beeld dat hem voor ogen staat. Het is een intensief zoeken en ploeteren naar vorm en structuur. Met deze eigenzinnige techniek werkt hij soms letterlijk door het materiaal heen.
Vanaf zijn debuut in 1962 bij galerie Van Hulsen in Leeuwarden vormen De Vries zijn motieven een constante: vrouwen, paarden, landschappen en gezichten, met name dat van de schepper himself. Vroege werken als Paardjes en Twee figuren in landschap verraden in hun poëtisch realisme de invloed van de Friese schilders Gerrit Benner en Boele Bregman en van de Groninger schilder-drukker Hendrik Werkman. Aan Bregman liet De Vries op zijn vijftiende zijn eerste werk zien. ‘Dat was vriendschap op het eerste gezicht. Gelijk oversteken, hé. De invloed van Boele zijn kennis en persoonlijkheid was enorm. Geen kunstenaar bij wie ik dat later ooit teruggevonden heb. Benner heb ik altijd gezien als de King.’
Portret als zelfanalyse
De Vries noemt zichzelf een geboren portrettist. Als hij in de rats zit, komen vaak de zelfportretten. Het is alsof hij daarmee een soort verantwoording aflegt om te kijken hoe ver of hij is. ‘Ik beschouw het portret als een analyse van de ziel in objectieve zin. Wetenschap. Soms begin ik met een zelfportret om op gang te komen. Met jezelf kun je lef hebben. Je bent je eigen criticus.’ De lach die daarna door het atelier rolt, klinkt bijkans satanisch. Zijn konterfeitsels gaan hem niet gemakkelijk af. Een van de belangrijkste criteria voor zijn gewrocht is dat hij zichzelf steeds weer wil en moet overtreffen. Ik mag geen enkele vorm van herhaling plegen en geen enkele concessie doen. Dat is een straf,’ grinnikt De Vries. ‘Alles moet op dezelfde manier anders. Altijd hetzelfde willen zeggen, maar altijd anders en duidelijker. Het is a struggle for life.’ Met een verwijzing naar zijn vroegere sportcarrière – hij werd ooit Fries kampioen op de 400 meter sprint – vergelijkt hij zichzelf met een topsporter die eenmaal uit de startblokken nog maar met één ding bezig is: verbetering van het eigen record.
De vrouw en het landschap
De Vries reist elke morgen op en neer van Leeuwarden – ‘Ik heb daar een compleet huiselijk leven met Belinda’ – naar zijn atelier in Heerenveen. Het landschap tussen beide steden is het zijne. Soms stapt hij op de verkeerde trein, naar Staveren. ‘Zo’n ritje kan alleen hier, zo mooi.’ Alle belangrijke landschappen in de moderne kunst zijn in feite liefdesverhalen. Zo ook bij De Vries. De overeenkomst tussen het landschap en de vrouw schuilt in het idee van de herbergzaamheid, zoals die bijvoorbeeld vorm is gegeven in het schilderij Baadsters. De Vries: ‘Het landschap is de moeder, hè. Ik kan niet verbrokkeld aan het landschap denken. Als de vrouw in het scheppingsproces het erogene is, dan loopt die kracht recht evenredig aan het landschap.’
Sjoerd de Vries is ondertussen druk bezig met de voorbereidingen voor een grote overzichtstentoonstelling van zijn werk in het Singer Museum in Laren. ‘Al die complimenten die ik na mijn overzichtstentoonstelling in het Fries Museum over me heen gekregen heb, moet ik nu met nieuw werk waarmaken. Er is mij nu te verstaan gegeven dat ik een echte kunstschilder ben, maar elke morgen als ik naar mijn atelier ga, vraag ik me af: Is het wel waar? Vanuit die vertwijfeling – noem het kaalslag – begin ik elke keer weer opnieuw aan een volledig nieuw avontuur.’