Over Michaël Slory en een Surinaamse omweg naar Friesland – [Nieuwsbrief Terras]

(23-06) “Voor het recent verschenen Cariben-nummer van Terras vertaalde Eeltsje Hettinga de poëzie van Suriname’s meest productieve dichter Michaël Slory naar het Fries. In zijn essayistische inleiding op de vertalingen rakelt Hettinga de bijzondere geschiedenis op van de band tussen het Friese literaire tijdschrift De Tsjerne en Surinaamse schrijvers die zich inzetten voor een versterkt bewustzijn van de eigen cultuur. De redactie van De Tsjerne besloot in 1952 een volledig themanummer te wijden aan werk van jonge Surinaamse schrijvers en intellectuelen, die in Nederland verenigd waren in de culturele emancipatiebeweging Wie Eegie Sanie (‘Ons eigen ding’).

Michaël Slory (1935-2018).

.
Die groepering bewoog Michaël Slory ertoe om, nadat hij in de jaren ’50 in Suriname nog in het Nederlands schreef, over te gaan tot het Sranantongo, een keuze die voor hem bepaald niet los stond van de antikoloniale onafhankelijkheidsstrijd die in die jaren in veel Afrikaanse landen gaande was en ook in Suriname al broeide. Taalkeuze was destijds veel minder een esthetische dan een politieke keuze: het schrijven in het Sranantongo was nauw verbonden met de cultuurpolitieke emancipatoire impuls die in Suriname leefde. Toch was het ook juist de politieke context waardoor Slory in 1962 alweer terugkeerde naar het Nederlands, waarna een traject volgde dat hem afwisselend langs het Nederlands, het Sranantongo en zelfs het Spaans leidde.

De grilligheid van zijn talige parcours licht Slory toe in een interview met Michiel van Kempen uit 1992, waarin hij de balans opmaakt van zijn talige en politieke keuzes en zijn onvrede uit over het opportunisme waarmee zijn poëzie in het Sranantongo voor politieke doeleinden werd gebruikt: ‘Ik ging me liëren met die zwarte mensen van Wie Eegie Sanie. Maar intussen had ik het gevoel: die mensen gebruiken je gedichten, maar verder hebben ze lak aan je. Ze zijn bezig zichzelf daar te verheerlijken. (…) Ja, ik heb het Nederlands vroeger gelaten om het Sranantongo te verdedigen. Maar dan zie ik dat de mensen lippendienst bewijzen aan het Sranantongo, terwijl ze in hun ziel voor het Nederlands zijn, omdat ze ervan overtuigd zijn dat het Nederlands ze veel verder in de wereld kan brengen. Intussen hebben ze jou als een werkezel dat werk voor het Sranantongo laten doen.’


Tijdschrift Terras weekoverzicht

“Deze week: Eeltsje Hettinga over Michaël Slory, K. Michel

 

Donderdag 18 juni: De wegen van de literatuur zijn soms ondoorgrondelijk. Wie zou bijvoorbeeld bedenken dat de eerste vertalingen van Surinaamse literatuur geschreven in het Sranantongo te vinden zijn in een Fries tijdschrift uit 1952? Eeltsje Hettinga rakelt de bijzondere geschiedenis van het Surinamenummer van het tijdschrift De Tsjerne op en constateert dat de literaire verkering tussen de Surinamers en de Friezen geen lang leven beschoren was. In het Cariben-nummer van Terras geeft Hettinga er echter een gepassioneerd vervolg aan, door tien gedichten van Michaël Slory naar het Fries te vertalen. En dat Fries zingt bijna net zo goed als het Sranantongo, hoort gastredacteur Matthijs Ponte. Ondoorgrondelijke omwegen!

De Friese Slory-vertalingen en de rest van het essay, waarin Hettinga onder meer wijst op sporen van Slory in het werk van Maarten van der Graaff, vindt u in het papieren nummer.”

Deze kritische noot laat onverlet dat Wie Eegie Sanie een niet te onderschatten rol speelde in de strijd om culturele erkenning van in het Sranantongo geschreven literatuur. Een prominent WES’er was Jules Sedney, die tussen 1969 en 1973 premier van Suriname zou worden. Sedney overleed afgelopen donderdag op 97-jarige leeftijd. Voor het De Tsjerne-nummer schreef Sedney ‘It stribjen fan Wie Eegie Sanie’ (‘Het streven van Wie Eegie Sanie’), waaruit deze door Eeltsje Hettinga geciteerde zinnen ook nu nog sterk resoneren: “Wanneer wij een zwarte huid willen hebben, willen wij kleurlingen zijn, ook cultureel. Wij propageren niet: weg met Nederland! Wat wij vragen is een cultuurpolitiek, die doelbewust uit is op behoud en veredeling van de Surinaamse cultuur; in casu de Surinaamse taal.”

Op de website van Terras verscheen deze week een minidrama van de hand van K. Michel, en het genoemde essay van Eeltsje Hettinga over Michaël Slory en De Tsjerne. Daarnaast zoals gebruikelijk twee bijdragen uit het Raster-archief: net als vorige week een essay van de hand van Matthijs van Boxsel, met de veelbelovende ondertitel: ‘De dialektiek van de leugen in de eerste twee alinea’s van Musils Man zonder eigenschappen’ én de tweede lezing over poëzie die Willem van Toorn in 2002 aan de Rijksuniversiteit Groningen gaf toen hij daar gastschrijver was.

Zondag 21 juni: Behalve een aantal onbekende stemmen uit het Caribisch gebied introduceert het jongste nummer van Terras ook een nieuw genre in het Nederlands: het minidrama. Erik de Smedt vertaalde de stellingen van de geestelijk vader van het genre, Karlheinz Braun: ‘Het minidrama vermag door zijn beknoptheid niet wat het grote drama sinds de klassieke oudheid als zijn roeping beschouwt, namelijk de problemen van de mensheid op te lossen – zonder dat de belangstelling ontbreekt om er licht op te laten schijnen.’ K. Michel, nooit te beroerd om zich aan een nieuw genre te wagen, heeft genoeg aan een klapstoel voor zijn dramatische minimal art.

In het papieren nummer vindt u nog een minidrama van zijn hand, en daarnaast nemen ook Laura Broekhuysen, Roelof ten Napel, Fiep van Bodegom, Gustaaf Peek, Astrid Lampe, Renée van Marissing en Caro Van Thuyne de speels-destructieve proef op de som.”

Uit de Nieuwsbrief van Terras, tijdschrift voor internationale literatuur, 22 juni 2020.

____________________________

Klik foto

Zie ook:.